dinsdag 3 april 2018

competitievoetbal

RSCA Anderlecht speelde vorige week zondag een matige tot slechte wedstrijd tegen KAA Gent. De bezoekers speelden snedig voetbal en konden zo passend storen. De doelkansen voor Gent waren ook talrijk. De afwerking kon wat beter. De 0-2-cijfers op het bord waren dan ook terecht.

Anderlecht zal uit een ander vaatje mogen tappen om terug doelkansen af te dwingen. Door de vele blessures bij Gent en Anderlecht kregen we als toeschouwer nieuwe (jeugd)spelers te zien. Op zich is dit een goede zaak. Club Brugge staat ten slotte al zo lang op kop dat ze de titel dubbel en dik verdienen.

picardië en zijn muren



maandag 2 april 2018

Dresdner Allee

Dresdner Allee bestaat niet, maar het is mijn eigen weg die ik zoek in een stad die voor een groot deel opnieuw opgebouwd is. Tijd en ruimte verliezen soms hun plaats.

Op de Augustusbrücke valt er iemand. Ik zie hoe alles verschuift. Iemand moet terug op de been worden gebracht. Een opera in de Semperoper begint. Pauken en violen brengen muziek uit lang vervlogen tijden.

In porselein spreken vorsten elkaar aan op de Fürstenzug. Een karavaan van prinsen, keurvorsten, hertogen, markgraven en koningen uit het Huis Wettin volgen elkaar op. Er zijn ook twee windhonden te zien en vele paarden dragen de vorsten naar een andere periode. Wat is nu anders?

Deze stad staat in een rij van Saksische vorsten die de stad als machtscentrum beschouwden. August de Sterke liet het Zwinger bouwen, een tussenin met symmetrie. Nu houden lokalen de wacht voor een ‘Gemäldegalerie’. Beelden stapelen zich op en jij kan kiezen. De barokke Kronentor nodigt je uit om even koning te zijn. Onder de poort staat de kroon je passend.

Ik denk terug naar de nacht van 13 op 14 februari 1945. Er viel dan een cynisch en dodelijk valentijnsgeschenk uit de lucht. Geallieerden bombardeerden Dresden en de stad verloor haar monumenten in een immense vlammenzee. Brisantbommen vernietigden bijna de totale binnenstad. Coventry, Ieper en Leningrad werden opeens zustersteden. Een meisje en een jongen liepen door de straat. Overal was ‘Trümmer’. De Elbe vertoonde cirkels van bewegingen die onaards waren. Het Brülsche terras beefde.

De bommen vallen ook in mijn droom en mijn huid houdt op te bestaan. In één seconde houdt ook mijn bewustzijn op. Ik verschroei. Een tak van een levensboom wordt afgeknipt. Er stroomt bloed uit een wonde. Er is gedonder in de stad, het is niet het botsen van wolken, maar het botsen van volkeren dat voor bloedvergieten zorgt.

Elke steen in de stad heeft een functie. Het geraamte van gebouwen werd vernietigd tot een plattegrond en er was een uitkijk op buren die anders met verlies omgaan. De één schreeuwt, de ander zit verkleumd in een hoekje.  Het schreeuwen valt onmiddellijk op, maar het verweesde gelaat van een stil iemand kan langer bijblijven. Het niet zeggen spreekt boekdelen.

De jazz van heerschappijen en oorlog zorgt ervoor dat ik in Dresden aan Martin Luther vraag waarom hij apart wilde zijn. Waarom zijn stellingen een standaard werden, waarom de Frauenkirche je vragen stelt door een altaar in hoogbarokke stijl?

Aan de brug is er nog de Katholische Hofkirche. Heiligen vragen om een woordje uitleg. Waarom overwintert een standbeeld in onze maatschappij? Omdat beelden wellicht verhalen vertellen. Dresden vraagt om tijd en ruimte. De Gouden Ruiter kijkt toe. Ik zit aan de oevers van de Elbe.

donderdag 29 maart 2018

donderdag 22 maart 2018

zondag 11 maart 2018

zondag 4 maart 2018

donderdag 1 maart 2018

Bespreking gedichtenbundel van Martin Wijtgaard

Op de cover van de gedichtenbundel ‘Onuitgesproken marsbevelen’ van Martin Wijtgaard staan twee personen die gemaskerd zijn. Er is ook een paard dat een gasmasker draagt. De titel en de foto voorspellen weinig goeds en dat is net goed. Ik zal me nader verklaren.

Martin Wijtgaard onderzoekt in deze bundel het kwade in alle vormen. Hij doet dat soms in volzinnen en hij gebruikt daarbij woorden en beelden die je vaak naar adem doen happen. Voorbeelden zijn ‘De zware klei is karig met ventielen’ of ‘de hoge bomen zijn er wegverkaveld’.

Het woordgebruik van deze dichter is daarbij van de hoogste plank, ik werd spontaan verleid om nog even ‘gambiet’ en ‘laaielichters’ op te zoeken op het internet. Deze Amsterdamse dichter schaakt met de woorden. Alles past waarschijnlijk in een nauwgezet plan.

De titels van de gedichten zijn sprekend, bijvoorbeeld ‘Ontgoocheling’ past volledig in het rijtje van negatieve gevoelens. De dichter speelt in deze bundel met bitterheid tot het iets moois wordt.

In ‘Groepsportret met Moordenaar’ wordt bijvoorbeeld op een speciale manier een moordenaar omschreven. ‘Ooit zullen ze hun hoofden schudden / en huiveren  voor het lemmet / van je vlijmscherp gesneden grijns / op hun vergeelde groepsportret.’ De vergelijking van een glimlach met een mes is hier treffend en huiveringwekkend.

En dan komen we - denk ik - tot een essentieel gedicht in de bundel. ‘Feilbaar onvermogen’ stelt het onvermogen als iets moois voor. Vaak worden beelden door Martin Wijtgaard omgedraaid. Dit wordt bij hem poëzie.

Ik geef nog een voorbeeld van omkering uit het gedicht ‘Onschadelijke mensen’. ‘Wees op je hoede voor onschadelijke mensen / die met muizetanden kaakjes knagen / in wolken van geblauwseld haar / en vijftig tinten Vroom & Dreesmannbruin.’ Onschadelijke mensen worden hier gevaarlijke mensen.

De keuze van de plaatsen is ook niet toevallig. Een verlaten gebied als West-Friesland krijgt in deze bundel de aandacht en de havenstand Hamburg krijgt ook een gedicht toebedeeld. ‘Roestige giraffen’ zijn hier wellicht de torens in het havengedeelte.

Opmerkelijk is dat zelfs de wolf alleen gelaten wordt, hij wordt genegeerd door de jagers. Het dier is eerlijk in zijn zijn en hij wordt vaak gebruikt door de mens.

Zo gaat het verder richting dood in de bundel met ‘Narrenschip’ en ‘Das Gras und das Mädchen’. In dit laatste gedicht viert de dood hoogtij. De natuur neemt het na de dood langzaam over van de mens. Soms is ‘Nazorg’ nodig.

Kortom: deze bundel blijft nazinderen door de taalrijkdom en de treffende beelden. Dank je, Martin.