donderdag 29 maart 2018

donderdag 22 maart 2018

zondag 11 maart 2018

zondag 4 maart 2018

donderdag 1 maart 2018

Bespreking gedichtenbundel van Martin Wijtgaard

Op de cover van de gedichtenbundel ‘Onuitgesproken marsbevelen’ van Martin Wijtgaard staan twee personen die gemaskerd zijn. Er is ook een paard dat een gasmasker draagt. De titel en de foto voorspellen weinig goeds en dat is net goed. Ik zal me nader verklaren.

Martin Wijtgaard onderzoekt in deze bundel het kwade in alle vormen. Hij doet dat soms in volzinnen en hij gebruikt daarbij woorden en beelden die je vaak naar adem doen happen. Voorbeelden zijn ‘De zware klei is karig met ventielen’ of ‘de hoge bomen zijn er wegverkaveld’.

Het woordgebruik van deze dichter is daarbij van de hoogste plank, ik werd spontaan verleid om nog even ‘gambiet’ en ‘laaielichters’ op te zoeken op het internet. Deze Amsterdamse dichter schaakt met de woorden. Alles past waarschijnlijk in een nauwgezet plan.

De titels van de gedichten zijn sprekend, bijvoorbeeld ‘Ontgoocheling’ past volledig in het rijtje van negatieve gevoelens. De dichter speelt in deze bundel met bitterheid tot het iets moois wordt.

In ‘Groepsportret met Moordenaar’ wordt bijvoorbeeld op een speciale manier een moordenaar omschreven. ‘Ooit zullen ze hun hoofden schudden / en huiveren  voor het lemmet / van je vlijmscherp gesneden grijns / op hun vergeelde groepsportret.’ De vergelijking van een glimlach met een mes is hier treffend en huiveringwekkend.

En dan komen we - denk ik - tot een essentieel gedicht in de bundel. ‘Feilbaar onvermogen’ stelt het onvermogen als iets moois voor. Vaak worden beelden door Martin Wijtgaard omgedraaid. Dit wordt bij hem poëzie.

Ik geef nog een voorbeeld van omkering uit het gedicht ‘Onschadelijke mensen’. ‘Wees op je hoede voor onschadelijke mensen / die met muizetanden kaakjes knagen / in wolken van geblauwseld haar / en vijftig tinten Vroom & Dreesmannbruin.’ Onschadelijke mensen worden hier gevaarlijke mensen.

De keuze van de plaatsen is ook niet toevallig. Een verlaten gebied als West-Friesland krijgt in deze bundel de aandacht en de havenstand Hamburg krijgt ook een gedicht toebedeeld. ‘Roestige giraffen’ zijn hier wellicht de torens in het havengedeelte.

Opmerkelijk is dat zelfs de wolf alleen gelaten wordt, hij wordt genegeerd door de jagers. Het dier is eerlijk in zijn zijn en hij wordt vaak gebruikt door de mens.

Zo gaat het verder richting dood in de bundel met ‘Narrenschip’ en ‘Das Gras und das Mädchen’. In dit laatste gedicht viert de dood hoogtij. De natuur neemt het na de dood langzaam over van de mens. Soms is ‘Nazorg’ nodig.

Kortom: deze bundel blijft nazinderen door de taalrijkdom en de treffende beelden. Dank je, Martin.