zondag 23 december 2018

een uitstap naar Brussel en haar museum

Een gebouwencomplex, zo noemde leraar-mentor Lieven Defour het Museum voor Schone Kunsten in Brussel. Zalen sluiten bij elkaar aan met een nummer, verdiepingen gaan van -8 tot  +3.

De weg van het Centraal station naar de Kunstberg is al even heuvelachtig als de verdiepingen in het museum. Ik blijf even stilstaan bij de indruk die je kan ervaren bij het zien van het bic-kunstwerk van Jan Fabre in de trappenhal in het museum, een highlight. Twee ogen van een vrouw, een uil en een vlinder figureren in het blauwe uur, het uur waarop nachtdieren zwijgen en de dagdieren nog niet ontwaken. Het is een prachtig concept om het blauwe schijnsel te creëren in een museumtraphal.

Het hoeft geen betoog dat ons ‘landje’ een ideale voedingsbodem is voor internationale kunst. Belgische meesters in de schilderkunst hebben hun sporen nagelaten in het buitenland. Ik denk bijvoorbeeld aan de verzameltentoonstelling van Bruegel die tot eind januari in Wenen loopt. In de Bruegelzaal in het museum in Brussel worden eveneens enkele originele Pieter Bruegels getoond, onder andere ‘De val van de opstandige engelen’. Er zijn ook schilderijen van zoon Jan Bruegel 1 en 2 te zien. Verrassend is het wanneer je de schilderijen van vader en zoon met elkaar vergelijkt. Hetzelfde schilderij, maar andere kleuren, lichte verschillen, kortom zoek de tien verschillen in het Royal Museum of Fine Arts.

Details, daar draait het om, dat komen we te weten in de uitleg van leraar Lieven en ook door de stem van de audioguide die ons door de tijdelijke tentoonstelling Berlin 1912 – 1932 loodste. De roaring twenties of het interbellum dat van Berlijn een grootstad maakte, laten hun sporen na in de kunst. Zowel in schilderijen als in video’s worden we ondergedompeld in een tijd die vruchtbaar werd door het stadsleven. Metropolis, de film van Fritz Lang en het schilderij van Paul Citroen, zijn even legendarisch, als de soms gruwelijke en fascinerende oorlogstaferelen van Otto Dix en de Frauen auf der Straβe van Ernest Ludwig Kirchner. Ja, Paul van Ostaijen, Belg en wereldburger, heeft ook een aantal jaren in Berlijn doorgebracht. Zijn dadaperiode werkt nu nog ontzettend door in de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis.

Ik keer terug naar de details die je merkt in een uitleg. Les XX, voor mij een totaal nieuwe groepering, opent perspectieven. Het is opmerkelijk hoe kunstenaars samenkomen om tentoon te stellen, ja ook heerschap James Ensor, lid van les XX, kan je ontdekken in het fin de sièclemuseum, je gaat in het ondergrondse zalencomplex en dan zie je de maskers van James Ensor, de sensuele dames van Alfons Mucha of de symbolische geladenheid in de werken van Fernand Khnopff. Overigens ontbraken enkele werken van de symbolische grootmeester. Wellicht bekoren zijn schilderijen nu veel kijklustigen in het Petit Palais in Parijs. Daar loopt op dit moment een tentoonstelling over Fernand Khnopff.

Over highlights gesproken, hoogtes scheppen inzicht, dat hebben we gemerkt toen we de lift namen naar de topverdieping in het Muziekinstrumentmuseum. What makes a day? Een koffie natuurlijk en de uitleg van Brusselse ket Rik die ons de Zennevallei toonde, die nu een drukke stad geworden is. Torens sieren of ontsieren the view, aan u de keuze, maar het Muziekinstrumentenmuseum, een kunstwerk dat uit glas en staal bestaat, fascineert ons nog altijd. Jugendstil.

En dan namen we de trein terug naar Roeselare. Af en toe verdween nog iemand om een krant of een koffie te vinden, maar met acht, goed geteld, kwamen we in eindstation Roeselare aan, om te kunnen zeggen, ja, onze kennisdiamant is op het vlak van kunstgeschiedenis een facet rijker.

donderdag 20 december 2018